Het christendom biedt de wereld vandaag de dag een boodschap van verandering, zowel in de mens als in de maatschappij. De benaming christenen is afgeleid van Jezus Christus. Jezus werd geboren in Bethlehem in Judea, ergens tussen 6 en 4 v.C. als zoon an een vroom joods echtpaar, genaamd Maria en Jozef, afstammeling van koning David. Hij groeide op in Nazareth in Galilea en werd op dertigjarige leeftijd gedoopt in de Jordaan door een profeet genaamd Johannes de Doper. Johannes had zich beziggehouden met preken en het dopen van mensen, als boetedoening van hun gedane zonden. Hij kondigde de komst aan van iemand die hoger was dan hijzelf.
Nadat hij gedoopt was, verzamelde Jezus een groep van twaalf discipelen (de ‘apostelen’) om zich heen en trok het land in om te preken, te onderwijzen en de zieken te genezen. Hij kondigde de komst aan van Gods heerschappij en vertelde dat de mensen berouw moesten tonen voor hun zonden en moesten geloven in het goede nieuws over Gods koninkrijk. Toen ze vele maanden samen waren vroeg Jezus zijn discipelen wie hij was. De leider, Petrus, zei: “U bent Christus” (de gezalfde, de Messias die de joden verwachtten). Toen hij 33 was werd Jezus, ongeveer in 29-30 n.C. gearresteerd, gemarteld en ter dood gebracht door de Romeinse autoriteiten in samenwerking met de joodse wereldlijke en geestelijke leiders. Hij stierf aan het kruis, een veel toegepaste, maar erg pijnlijke vorm van executie.
Maar hij verrees drie dagen later uit de dood, verscheen aan enige vrouwen en gedurende de volgende 40 dagen bij een aantal gelegenheden aan zijn discipelen, en keerde toen terug naar zijn Vader in de hemel. Daarom geloven de christenen in een levende Christus en niet in een doden held. Het crucifix en het kruis zijn symbolen van de lijdende Heiland geworden. De vrijdag en de zondag, de dag waarop hij stierf en de dag waarop hij herrees zijn ‘heilige’ dagen geworden.
Wie was Jezus?
De christenen geloven dat Jezus Christus zowel de ‘Zoon van God’ als de ‘Zoon van de mens’ is – geheel menselijk en geheel goddelijk en zonder zonde. In hem daalde de Ene God, de Schepper van hemel en aarde, af naar de mensen om ze te verheffen. Dit is de incarnatie, die bereikt werd door de verwekking door de Heilige Geest in een vrouw die maagd was. Jezus nam de beperkingen van de menselijke natuur op zich.
Hij nam ook de verantwoordelijkheid op zich voor de zonden van de mensheid, waarbij hij de mensen met God verzoende en God met de mensheid. Dit is de verzoening, die bereikt werd door zijn dood. Maar hij stierf slechts om weer tot nieuw leven te komen. Dat is de opstanding.
Zij die in Jezus geloven zijn niet alleen gered van hun zonden, maar zullen tot nieuw leven gewekt worden als Jezus wederkeert. Inmiddels worden zij geleid en gesterkt op hun bedevaart op aarde door de Geest van God, die in hen leeft.
De geboorte van de kerk
Nadat Jezus was opgegaan naar Zijn Vader in de hemel, kwamen zijn navolgers bijeen in Jeruzalem om te wachten op de komst van de Geest van God, die Jezus had beloofd. Tien dagen later kwam de Heilige Geest en Petrus – de leider van de 12 apostelen – vervuld van nieuwe moed en macht, richtte zich tot de menigte. Hij vertelde de mensen dat Jezus, die zij gekruisigd hadden, en die God had opgewekt uit de dood, de beloofde Messias was en hij deed een beroep op hen om zich af te keren van hun zonden en zich te laten dopen in Zijn naam. 3000 mensen gaven gehoor aan deze eerste prediking van de christelijke boodschap en lieten zich dopen.
Van Jeruzalem, uit verspreidde het geloof zich en tegen het einde van de eeuw was het sterk in Klein-Azië, Macedonië, Griekenland en Rome. De groei was vooral te danken aan Paulus, de eerste belangrijke christelijke zendeling. Paulus maakte het goede nieuws over Jezus bekend, het ‘evangelie’. Hij maakte volop gebruik van de wijdverspreide rechtspraak en gerechtigheid, die het gevolg waren van de ‘Romeinse vrede’, het gemak van de communicatie, mogelijk gemaakt door de Griekse taal en de bevoorrechte positie verleend aan de joodse religie.
En de kerken die hij stichtte, verspreidden op hun beurt het evangelie, zodat de kerk zich tegen het einde van de 2e eeuw had gevestigd in het hele Middellandse-Zeegebied, in Egypte, Noord-Afrika en zelfs in Frankrijk. Het christendom voorzag in een werkelijke reden om te leven: het leven op deze aarde en hoop op een wereld die zou komen.
De kerk over de hele wereld
Maar het succes werd duur betaald. Vervolgingen waren aan de orde van de dag. En deze leidden vaak tot ruzies en twisten, die de kerk verdeelden en verzwakten, soms onherstelbaar. Maar in 313 n.C. kwam er een einde aan de vervolgingen met de uitvaardiging van het Edict van Milaan door keizer Constantijn. Het christendom was nu officieel toegestaan en niet lang daarna werd het de staatsgodsdienst. Aan de ene kant had het verbond van de kerk met de staat een hoge prijs: tot die tijd waren de christenen een vervolgde minderheid; van nu af aan zou het om politieke, economische en sociale redenen gemakkelijk worden een christen te zijn. Aan de andere kant resulteerde het verbond, eerst in de vorm van het Heilige Roomse Rijk en later door de nationale kerken, tot de bloei van de westerse cultuur – het christendom.
Met de groei van het Heilige Roomse Rijk, ontwikkelde zich ook de macht van de belangrijkste christelijke leiders – de paus van Rome en de patriarch van Constantinopel – en de strijd om de oppermacht. In 1054 excommuniceerde de paus de patriarch en de patriarch deed hetzelfde met de Paus. Dit leidde tot een scheiding van de Griekse en Latijnse kerken. Zij werden respectievelijk de oosters-orthodoxe kerk en de rooms-katholieke kerk, en de breuk staat bekend als het Oost-West Schisma.
Verdeling en groei
Samen met de rest van Europa kwam de kerk te voorschijn uit de duisternis van de middeleeuwen in het licht van de renaissance. Maar zij zag zich plotseling geconfronteerd met de roeringen van fysieke en geestelijke vrijheid, en individuele en nationale afhankelijkheid. In 1515-1516 raakte in Duitsland een jonge monnik en geleerde Maarten Luther er bij de voorbereiding van een aantal lezingen over Paulus’ brief aan de Romeinen van overtuigd, dat zaligmaking alleen kon worden bereikt door geloof en niet door goede werken, zoals de kerk leerde. Toen hem werd gevraagd zich te onderwerpen aan de autoriteit van de Paus weigerde hij. De hervorming was begonnen, de beweging van waaruit de kerken van de protestantse traditie zijn ontstaan.
Vandaag de dag, hoewel in verval in Europa en Noord-Amerika, wint het christendom in snel tempo veel bekeerlingen in Afrika, Zuid-Amerika en delen van Azië. Volgens zeggen zijn er 1,4 miljard volgelingen.
De gemeenschap van gelovigen Christenen gaan met elkaar naar de kerk. Elke roep christenen die elkaar regelmatig ontmoet, of dat nu thuis is, in een school of in de openlucht, wordt een kerk genoemd. Speciale gebouwen waarin christenen elkaar ontmoeten is men ook kerken gan noemen.
Door de eeuwen heen is de bouw van kerken een belangrijke bijdrage geweest aan de artistieke en architectonische erfenis van de wereld. Kerken zijn gewoonlijk de mooiste en opvallendste gebouwen in dorpen, stadjes en grote steden van Europa, Amerika en Australië. Hun torens en spitsen steken uit boven de omringende huizen en wijzen de mensen op God, en de grote, rijkversierde kathedralen van de westerse wereld worden alleen geëvenaard door de prachtige gebeeldhouwde tempels van zuidelijk India.
Men treedt een kerk of kathedraal meestal binnen door de deur aan de westzijde. Helemaal achterin, recht tegenover de westelijke deur, staat een tafel waarop een kruis en twee of zes kaarsen zijn geplaatst, of alleen twee vazen bloemen. Links en rechts staan de kansel (vanwaar wordt gepreekt) en de lessenaar (vanwaar uit de Bijbel wordt gelezen).
Of het nu in een kerkgebouw is of elders, christenen komen bijeen om God te aanbidden, om samen te leren en om hun geloof te belijden. Kort voor Hij stierf droeg Jezus zijn discipelen op zijn dood te gedenken tot zijn terugkeer op aarde op zijn tijd.
Anderen helpen
Het christelijk geloof beperkt zich echter niet tot het vereren van God, maar houdt ook in dat men anderen moet helpen. Medische, opvoedkundige en andere hulpverlening is altijd een belangrijk onderdeel geweest van de activiteiten van christenen over de hele wereld. Het christendom is een wereldbevestigende en geen wereldontkennende religie. God heeft een goede wereld geschapen. Het zijn de mensen geweest die voor de verleiding zijn bezweken en de zonde op aarde hebben gebracht. Toch hield God zoveel van de wereld, dat Hij een verlosser stuurde. En redding is mogelijk geworden doordat God de wereld verlost heeft en niet door de mensheid de wereld heeft verworpen. Daarom werken christenen zowel voor het fysieke welzijn als het geestelijk welzijn van de mensheid.